Nieuwste teksten
Sydney
Melbourne
Warburton
SYDNEY
Sydney is een grote stad met grote gebouwen en grote brede straten. Om de overgang van Thailand, dat ik met enige tegenzin verlaten had, naar het Westerse Australie niet al te groot te laten zijn heb ik toen ik aankwam mijn intrek genomen in een backpackhotel vlakbij Chinatown maar het was toch anders.
Het hotel was een groot en steriel aandoend complex met dingen zoals sprinklers, iets dat ik lang niet gezien had. Het hotel werd bewoond door een gevarieerd gezelschap. Er waren lieden die Sydney voor een paar daagjes aandeden en alle bezienswaardigheden wilden zien en er waren lui die al wekenlang in hetzelfde hotel zaten, er waren lui die ook al in andere landen geweest waren en mensen die net van de middelbare school in Australie waren aangekomen,er waren mensen die zich voorbereiden op een grote tocht rond Australie en mensen die net van zo'n tocht terugkwamen. En allerlei nationaliteiten.
De mensen met wie ik optrok hielden zich vooral bezig met keihard feesten en zeggen dat ze de volgende dag echt een baantje zouden gaan zoeken of verder reizen. Meestal kwamen we in de Ierse Pub op de hoek van het hotel terecht. Ik kreeg toch wel snel in de gaten dat dit niet zo goed was voor mijn fysiek en financieel gestel. Als ik in Bangkok een travellerscheque inwisselde kreeg ik altijd een stuk of acht briefjes, hier drie. Dus toen begon ik ook tegen iedereen te zeggen dat ik de volgende dag echt een baantje zou gaan zoeken. Tegen het eind van de week was het me eindelijk gelukt om bijtijds op te staan en mezelf een fatsoenlijke scheerbeurt te geven en kon ik met mijn CV in de hand de uitzendmarkt op. Nadat ik bij het eerste bureau om een kantoorbaan met een salaris van minimaal had verzocht en bij het laatste om 'any kind of job'had gesmeekt was het duidelijk dat het niet zo eenvoudig was om een baantje in Sydney te vinden. Maar niet getreurd ik wist dat iemand door mijn oude werkgever was uitgezonden naar een advocatenkantoor in Sydney. Een belletje, een babbeltje en Qtje had een baan. Erg relax allemaal. Nog maar weer een TC'tje voor drie lousy briefjes en op naar de Ierse pub om dit passend te vieren.
Nu was wel het zaak om snel het backpackhotel te verlaten. Weinig kans dat als ik daar zou blijven ik regelmatig op tijd op mijn werk zou komen. De ellende van zo'n hotel is dat er altijd wel iemand net op het punt staat om naar de kroeg te gaan. En ondanks vier maanden hardship in Azie heb ik nog niet de mentale kracht gevonden om nee te zeggen als iemand mij vraagt om mee te gaan. En waarom zou je ook?
Goed het eerste de beste briefje dus maar van een prikbord gehaald en ook meteen die kamer maar genomen want ik had niet veel zin om lang te zoeken. Iets boven mijn budget maar ik had tenminste wel een kamer voor mezelf. De meeste workingholidaymakers komen in huizen terecht waar je een of meer roomates hebt, iets waar ik voorlopig nog geen zin in heb. Ik ben tenslotte niet op schoolreisje. Ik woon nu in een huis met nog twee andere mensen en het bevalt me prima hoewel ik wel even moet slikken als ik mijn huur weer moet inleveren want daar kan je in Rotterdam een aardig appartementje van huren.
Sydney is best wel heuvelachtig. Dat heb je in Rotterdam niet maar is op zich best geinig. Ga je hier bijvoorbeeld een shopping mall binnen dan ben je op de begane grond. Neem je dan een roltrap omhoog of omlaag dan ben je nog steeds op de begane grond. Qtje confuus. In het begin lette ik er niet zo op en had ik alleen een vaag gevoel dat er iets niet klopte als ik de mall weer verliet. Het is op zich wel vreemd als je het gevoel hebt uit een kelder van een winkel te komen terwijl je je helemaal niet kan herinneren dat je daar geweest bent. Je hebt tenslotte alleen maar roltrappen omhoog genomen. Maar goed, het was de vorige avond weer laat geworden en dan ben je soms niet zo scherp de volgende dag. Toch begon ik op een bepaald moment te denken dat ik echt gek geworden was toen ik weer eens verwachtte op de eerste verdieping uit te komen maar de roltrap me langzaam maar onverbiddelijk weer naar een uitgang op de begane grond voerde. Er was hier maar een verklaring voor: ik was in een tekening van Esscher terecht gekomen. Tijd voor een nader onderzoek. Dus meteen de roltrap weer naar beneden genomen. Goed die winkels zijn dus tegen heuvel opgebouwd. Op zich ook wel een redelijke verklaring.
Maar goed de vraag ik natuurlijk waarom een normale, gezonde kerel zowiezo vrijwillig naar een shopping mall gaat. Het antwoord op die vraag is Food Courts. Een Food Court is een verzameling fast food achtige zaakjes. Niet alleen heb je hier de Mac en de Burger King naast elkaar zitten maar je kan hier ook Chinees, Thais, Indiaas, Japans en anderszins afhalen. En dat is er goed. Even een bak voer kopen en dan lekker in het park opeten. Prima. Food Courts bevinden zich trouwens opvallend vaak op de begane grond maar dit terzijde.
En toen was het maandag en moest ik na lange maar eigenlijk veel te korte tijd weer naar kantoor. Fijn. Ik heb nu aan den lijve kunnen ondervinden dat ook helemaal aan de andere kant van de wereld wakker worden om op maandagochtend naar je werk te gaan er naar is. Ik vermoedde eigenlijk al zoiets.
Over het leven op kantoor kan je makkelijk een roman/soap schrijven. Dat doe ik niet. Ik zal me inhouden. Ik kon aan de slag als paralegal. Een paralegal assisteert advocaten bij hun werkzaamheden. Ik heb zeg maar dezelfde functie als de neger uit Matlock. In de praktijk van alledag komt het erop neer om documenten op te zoeken, dingen te filen en kopieren en zo. Niets dat Qtje niet kan handelen en om vijf uur sharp naar huis of kroeg. Prima.
Ik werk in het Central Business District of, niet verrassend, CBD, de zakenwijk midden in het centrum van Sydney. Het staat hier vol met wolkenkrabbers en het kantoor waar ik werk zit in een daarvan. Het is geweldig dat ik nu van dichtbij kan zien hoe een anglosaxisch rechtssysteem functioneerd en wat de verschillen zijn met het juridische stelsel zoals dat ik Nederland in werking is, maar het mooiste van deze baan zijn uiteraard de vrijdagmiddag borrels. En niet alleen omdat dat gratis is maar ook omdat ze een balkon op de 36e verdieping hebben met een schitterend uitzicht over Sydney Harbour met de Harbour Bridge en het Opera House. Een mooi uitzicht en gratis drinken blijft in mijn ogen een ijzersterk concept.
Helaas zit het maximum van drie maanden dat mijn working holiday visum toelaat om voor dezelfde werkgever te werken er bijna op dus ik kan mijn tocht op mijn knietjes langs de uitzendbureaus weer vervolgen.
Werkloos in een vreemd land. Heel allochtoon allemaal. Ik zal eens kijken of ik hier een uitkering kan aanvragen. Dan moet ik wel oppassen dat ze me niet voor een asielzoeker aanzien. Die stoppen ze namelijk in kampen in de woestijn. Een beetje flauw vind ik persoonlijk. Australie is ongeveer even groot als West en Oost-Europa bij elkaar maar er wonen maar 19 miljoen mensen. Het vol=vol argument vind ik hier niet zo sterk.
Een paar weken geleden dreef er dagenlang een Noors vrachtschip voor de kust van een eiland in het Noorden van Australie met aan boord 460 mensen die het schip gered had van een zinkende Indonesische vissersboot. In plaats van deze mensen even de gelegehid te geven om even bij te komen, wat op zich wel zo beleefd zou zijn, stuurt Australie in strijd met internationaal en mogelijk ook nationaal recht het leger op het schip af om te voorkomen dat de mensen aan land gaan. Een gestrande walvis kan in Australie op meer sympathie rekenen.
Hoewel ik het volledig eens was met wie het Australische publiek als winnaar van hun versie van Big Brother gekozen heeft, viel het me een beetje tegen dat volgens de polls ongeveer 80 procent van de bevolking achter het beleid van de regering staat.
Eigenlijk zou ik dit land moeten verlaten en een statement moeten maken. Maar ik wil toch ook wel graag de Australische zomer meemaken. Ik maak dat statement tezijnertijd wel als ik weer verder ga reizen. Als ik het niet vergeet. Bovendien weet ik niet zo goed waar ik dan heen zou moeten. Bestaat er wel een plaats waar je statementloos kan blijven?
Ik begin langzaam aan mijn laatste beetje vertrouwen in de mensheid te verliezen. Ik bedoel, vliegtuigen laten neerstorten, dat is niet iets dat ik graag zie zeker niet als reiziger. En als ze dan ook nog op bezienswaardigheden vallen wordt het wel erg naar allemaal.
Nu heb ik mij laten vertellen dat in tegenstelling wat algemeen wordt aangenomen de levensverwachting van de mens niet zal toenemen maar juist zal afnemen. Hetgeen komt doordat bacterien en virussen steeds sneller resistent worden. Uiteindelijk zal het niet meer lukken om goedwerkende medicijnen te ontwikkelen en zullen ziektes gaan toeslaan. Ik zal dus nog even geduld moeten hebben met de mensen, het zal vanzelf overgaan.
Na haar betoog stak de verteller van deze fijne weetjes overigens doodleuk een sigaret op waarmee ze ieder geval zeker had gesteld dat de levensverwachting van haarzelf en haar gehoor naar beneden bijgesteld kon worden. Medico's ook aan deze kant van de wereld is het raar volk.
Het 'pop-pop'-geluid van lenzen die uit een montuur springen omdat je op je bril gaat zitten is niet het geluid dat je wilt horen als je je veters gaat strikken. Een blik op mijn verwrongen montuur bevestigde dat ik dat geluid toch echt had gehoord. De lenzen lager er keurig naast als kommetjes voor mijn tranen. Jampotjes zeg maar. Dit was niet meer terugvouwbaar. Bril was dood en Qtje is nog steeds af en toe een klein beetje dom. Maar goed, na dit stukje slapstick hoefde ik tenminste niet meer na te denken wat ik met mijn laatste salaris zou doen.
Erg slim als je zonder inkomen zit. Ik wordt toch altijd al een beetje depressief als ik weinig geld heb. Maar zolang ik veterloze schoenen draag en uit de buurt van scherpe objecten blijf kan ik het allemaal nog wel handelen denk ik.
Ik ben nu meer dan zeven maanden onderweg en ik begin steeds vaker over Nederland te dromen. Is hier sprake van een Mid Journey Breakdown of is dit weer een nieuwe ronde van de grote 'Waar zijn wij nou eigenlijk mee bezig'- prijsvraag?
Misschien is het gewoon voorjaarsmoehied. Het is tenslotte al september en dan begint hier de lente. De winter stelt hier overigens niet zoveel voor. Het was af en toe wel koud maar als de locals het over sneeuw hebben als het ongeveer 12 graden is dan is het tijd voor wat stoere verhalen over Hollandse winters met Elfstedentochten en treinvertragingen.
Maar goed nu is het hier dus lente en is het al 25 graden, dat belooft wat voor de zomer.
Ik heb ondertussen weer een paralegalbaantje. Op zich geen reden voor extreme vreugde, werken blijft een van mijn minst favoriete bezigheden, maar ik heb tenminste weer pieken.
Ik hoef niet de straat op. Sydney heeft een klein legertje bedelaars. Na het zien van alle ellende in India kunnen deze jammere figuren op iets minder sympathie van mij rekenen. Ik bedoel als je geen leprahandjes hebt moet niet klagen.
De meesten zitten zwijgend naast een bordje waarop ze hebben geschreven dat ze geen geld maar wel honger hebben. Ik heb er maar een paar gezien die op je afstappen om geld te vragen.
Er is een kerel bij die zittend om geld vraagt. Toen ik hem gisteren voorbij liep, liep er net een vrouw naast me. Het was duidelijk dat ze de bedelaar niet gezien had en dacht dat ik met stropdas en al om een dollar had gevraagd. Ze keer me erg raar aan en ze besloot om niets te geven. Op zich jammer want een extra dollar kan nooit kwaad natuurlijk.
Naast geldgebrek is de enige constante factor voor mij in Sydney mijn bezoek aan 755 George Street alwaar Annette en Harold hun intrek hebben genomen. Annette en Harold zijn een soort Suske&Wiske in Sydney die ik in het backpack hotel ontmoet heb en bijna elk weekend ga wel even langs om een hapje te doen.
Niet alleen krijg ik dan weer eens een fatsoenlijke maaltijd het is ook goed voor gevraagde en (vaak) ongevraagde adviezen. Bovendien zijn ze nooit te beroerd om na een avondje stappen net even die dingen te memoreren die je uit je zelf niet zo snel zelf ter sprake zou brengen.
Ook is het wel fijn om weer even Nederlands te kunnen praten. Als je een hele week Engels hebt gesproken is het wel prettig om weer gewoon dingen te kunnen zeggen zonder dat je eerst hoeft na te denken. Toch kan ik, ter voorkoming van pijnlijke situaties, het nog steeds wel aanraden om, in welke taal dan ook, eerst na te denken voordat je wat zegt. Niet een van mijn sterkste kanten overigens.
Ik heb gemerkt dat ik af en toe naar Nederlandse woorden moet zoeken en dat ik sommige al vergeten ben. Maar als ik eenmaal terug in Nederland ben zal dit wel weer goed komen hoop ik.
Het zijn trouwens niet alleen Australiers hier die Engels praten er zijn hier ook heel veel Engelsen en Ieren. Engels is trouwens niet zo heel makkelijk. En er is telkens enige verwarrig als ze het over 'half eight' hebben als ze 8:30 bedoelen. De mensen achter de kassa zeggen na het bedrag 'thanks' waar je 'please' zou verwachten. Sommigen zeggen 'tea' als ze dinner bedoelen en 'pudding' als ze het over dessert hebben. Maar ik heb alweer te verstaan gekregen dat ik daar niet zo 'anal' over moet doen. Ook goed, no worries zeg maar.
Het is alweer November en bij gebrek aan Sinterklaas begint de middenstand hier nu al met het optuigen van kerstbomen. De tijd is echt belachelijk snel gegaan. Ongemerkt ben ik nu alweer vijf maan de in Sydney. Het lijken vijf dagen.
Het ziet er naar uit dat ik hier nog wel even blijf hangen want er is genoeg werk bij Clayton Utz, het kantoor waar ik nu werk. Ik moet wel zeggen dat het er bij Clayton een stuk formeler aan toe gaat dan bij Blake's waar ik eerst zat. Ze hebben hier zelfs een dresscode voor Casual Friday. Casual maar niet heel casual Friday zeg maar.
Een onderdeel van de rechtsgang in Australie is de 'Discovery'. Wat ik er van begrepen heb komt het erop neer dat de advocaten van de gedaagde dan bepalen welke documeten de tegenpartij mag zien en welke document vertrouwelijk zijn. De klant waar ik voor werk is een groot concern en de feiten in geding heben zich gedurende een aantal jaren voorgedaan. Ik bedoel natuurlijk zouden zich in die jaren hebben voorgedaan. Ieder geval moeten nu de documenten van een aantal jaren beoordeeld worden. En dan heb ik het niet over een paar jaarverslagen en wat notulen maar over alle interne en externe communicatie inclusief post-its en krabbeltjes op vodjes papier. En om aan te kunnen geven wat precies in welke categorie valt dient elke bladzijde van de relevante document genummerd te worden. En dat is waar ze drs. Q., met een universitarie studie waar hij vijf en half jaar over gedaan heeft en ruim twee jaar relevante werkervaring, voor hebben ingehuurd.
Elke dag print drs. Q. eerst een hele stapel stickertjes af, vervolgens pakt hij een map uit een van de dozen die drie hoog langs de muren in de gang staan opgestapeld, zoekt het juiste setje labels en plakt ze dan een voor een op de bladzijdes. Als de advocaten besloten hebben in welke categorie een document valt schrijven ze de paginanummers op een formuliertje en dan kan drs. Q. de kenmerken van de betreffende documenten in een database invoeren. Het is inderdaad redelijk saai werk. Maar dat geeft helemaal niet. Ik moet alleen oppassen dat ze geen vitale organen gaan verwijderen omdat ze denken dat ik hersendood ben.
Gelukkig zit ik niet alleen. Er werken ongeveer twintig paralegals waarvan de helft alleen aan deze zaak werken. Het zijn voornamelijk Britse en Ierse reizigers. De meesten hebben net hun rechtenstudie afgerond en zijn een jaartje aan het reizen voordat ze gaan werken. Sommigen hebben al contracten bij advocatenfirma's in London getekend en kijken er vol enthousiasme naar uit om na hun studietijd aan het echte werk te beginnen. Met enige bezorgdheid zien ze nu welke slavenarbeid hun net in dienstgetrede Australische vakgenoten moeten verrichten die al op kantoor zijn als wij beginnen en pas weggaan als wij alweer lang en breed vertokken zijn. En als ze mij dan vragen waarom ik mijn baan heb opgezegd wil ik nog wel eens in hysterisch lachen uitbarsten, 'Ongelukkige, Ongelukkige' roepen en een paginanummer op hun voorhoofd plakken. Je ziet, drs. Q. is nooit te beroerd om mensen een hart onder de riem te steken.
Het is natuulijk altijd interessant om nieuwe mensen te ontmoeten en te horen wat hen zoal bezig houdt. Af en toe kom je mensen tegen die een uitgesproken mening hebben over de dingen in de wereld, vaak nogal links georienteerd. Mijn ervaring is dat sommige mensen met een uitgesproken nogal links georienteerde mening over de dingen in de wereld vrij makkelijk op de kast te jagen zijn. Dus kon drs. Q. het niet laten om na een dag suf stickertjes plakken terloops wat pro-Amerikaanse sympathieen te ventileren en bewondering voor President Bush uit te spreken. Uit de reactie van de mensen met een uitgesproken nogal links georienteerde mening over de dingen in de wereld uit ons team kon ik opmaken dat het inderdaad niet lang zou duren voordat er zekere personen op de kast plaats zouden nemen. En nadat drs. Q. zich hardop had afgevraagd waarom het volgens anti-globalisatie mensen fout is als McDonalds wereldwijd hetzelfde logo voert maar zij het geen probleem vinden als Greenpeace dit zelfde ook doet, waren alle plaatsen op de kast bezet en wilden de mensen die een minuut geleden nog zeiden dat je alles met praten moet oplossen niet verder discuseren omdat ik onredelijk zou zijn. Ja, drs. Q. vindt ook dat een goede werksfeer belangrijk is.
Omdat hippies afzeiken ook gaat vervelen en het toch ook niet heel aardig erg is, besloot drs. Q. de verveling maar eens te verdrijven door wat moppen te vertellen. Moppen vertellen is natuurlijk meer iets voor aan het eind van een lange avond in de kroeg maar als je een hele dag hebt zitten labelen ben je echt zo gaar als een tientje dus ik dacht maar eens een poging te wagen. Nu zijn de enige moppen die ik ken in het Nederlands al nauwelijks grappig. Maar als je ook nog real-time moet vertalen kan de plot nog wel eens verloren gaan. En aldus werd ik door mijn colleg's benoemd tot de slechtste moppen verteller ter wereld. Mijn tegenwerpingen dat het in het Nederlands echte dijenkletsers waren en ik ze bovendien niet eens zelf had verzonnen konden daar niets meer aan veranderen.
Gelukkig kon ik mijn titel al vrij snel overdragen aan de taxichauffeur die ons tijdens een eeuwigdurend ritje naar de klant dacht te vermaken met een stortvloed van kontverhalen, slechts onderbroken door zijn eigen uitbarstingen van keihard lachen. Ik geloof niet dat iemand van ons ooit zo dicht bij het punt is geweest om uit een rijdende auto te springen. Na deze zeer nare ervaring heb ik mijn collega's beloofd dat ik ze nooit meer een mop zou vertellen en in ruil beloofden zij mij een gouden toekomst als taxichauffeur.
Het is zover mijn baantje zit er bijna op en daarna ga ik eindelijk Sydney verlaten. Ik heb mijn buskaartje voor Melbourne al gekocht. Na zeven maanden Sydney is het toch wel weer eens tijd om verder te reizen. Ik zal in Melbourne trouwens wel weer meteen een baantje moeten zoeken want sparen is niet echt gelukt de afgelopen maanden. Komt bij dat bezoek aan de tandarts en een nieuwe bril ook een redelijke aanslag op mijn reserves is geweest. Maar goed, met mijn stickerplak ervaring moet het niet moeilijk zijn om werk te vinden. Het zijn wel top 5 kantoren waarvoor ik stickers heb geplakt. Ik heb trouwens nog even promotie gemaakt. Hoewel promotie is een groot woord. Op zich weinig spektakel maar voor sommigen toch aanleiding om Qtje met moeilijke vragen lastig te vallen. Met name de advocaten hebben hier nogal een handje van met vragen zoals "je hebt die belangrijke documenten toch niet terug in die doos gestopt?" Waarop ik dan weer moet antwoorden met "No speaka Ingles". Op de valreep nog even het orientaalse kerstfeestje meegepakt en natuurlijk kon ik het ook weer niet laten om op mijn laaste Friday drinks op een stoel te klimmen en een klein onsamenhanged speechje te geven.
Het grootste deel van mijn tijd in Sydney heb ik in Redfern gewoond. Redfern is een suburb met een niet heel goede naam. Er schijnen nogal wat nare dingen te gebeuren. Ik moet zeggen dat ik zelf nooit wat gemerkt heb, Maar locals doen toch altijd een stapje acteruit als ik zeg waar ik woon. Nu zijn er hier inderdaad een paar straten waar de bewoners er nogal een potje van maken. Deze buurt wordt the Block genoemd en het schijnt dat de heroinespuiten daar vrolijk onder je schoenen knisperen. Volgens de verhalen is het niet zo verstandig om daar als niet aboriginal naar toe te gaan. Ik heb nooit enige behoefte gevoeld om dit te gaan checken.
De mensen die ik ken en die onprettig ervaringen in Sydney hebben gehad dede deze trouwens gewoon in het centrum op. Of in Kings Cross natuurlijk maar het low life daar is onderdeel van de couleur locale en de een straatroofje draagt alleen maar bij aan de plaatselijke charme.
Het echte gangland van Sydney bevindt zich echter in het westen van de stad ongeveer anderhalf uur rijden van de City. Ben ik nog niet geweest, ga ik ook niet doen denk ik. Nee, Redfern is zo slecht nog niet bovendien wordt in het ziekenhuis waar ik naast woon de ziekenhuis soap All Saints opgenomen. Elke keer als ik de filmploeg weer zie probeer ik zo cool mogelijk voorbij te lopen maar ze hebben mij nog niet echt opgemerkt. Dat komt nog wel als ze een keer in een aflevering op de achtergrond van een buitenscene opeens een ontzettend coole gast voorbij zien lopen.
Katoomba
Ik heb van de vrije tijd voordat ik naar Melbourne ga nog even gebruik gekmaakt om een bezoekje aan de Blue Mountains te brengen. De Blue Mountains is een National Park 65 km. van Sydney, een ritje van 2 uur met de trein. Iedereen die er al geweest was had mij aangeraden om hier heen te gaan dus ik kon het eigenlijk niet maken om Sydney te verlaten zonder de Blue Mountains gezien te hebben. Bovendien was het een goede voorberieding op het hostelleven waar ik mij in Melbourne weer in ga storten. Dat ik het reizen al weer een klein beetje verleerd was bleek alweer toen ik me realiseerde dat ik enkel essentialia vergen was zoals daar zijn slippers en een zaklamp. maar gelukkig is de Katoomba Mountain Lodge een zeer schoon hostel dus de schade viel wel mee.
Katoomba is een klein bergdorpje waar behalve de Blue Mountains vrij weinig te beleven is. Een prima plek om in de berglucht even bij te komen. Toch wist Qtje het voor elkaar te krijgen om met een milde hoofdpijn wakker te worden. Er logeren ongeveer 50 mensen in dit hostel en om elf uur ligt iedereen wel zo'n beetje op bed. Behalve dan die vijf mensen die tot diep in de nacht met een pak wijn op tafel nog even zaten door te babbelen op het terras. Maar goed, het was wel gezellig. 45 suffe en 5 gave mensen zullen we maar zeggen. Nu was mijn plan om voor zonsopgang in het park te zijn om wat wildlife te spotten bij voorbaat toch al als zeer ambitieus te beschouwen aangezien de zon hier reeds om half zes opkomt. Maar ik was toch trots dat ik om negen uur al richting park aan het banjeren was. Geen wildlife meer te bekennen natuurlijk in het volle zonlicht afgezien van wat vogels en hagedisjes. Ben ik op zich niet heel rouwig om. Wildlife in Australie is niet te vertrouwen. Van de tien giftigste slangensoorten ter wereld leven er 7 of zo in Australie. En dan heb je ook nog giftige spinnen en andere ellende. Voor de zekerheid ondanks de stralende dag toch maar hoge schoenen en een lange broek aangedaan ook had ik een blouse met lange mouwen bij me voor als het pad overgroed was. Mij maak je niet gek.
Ik meen mij te herinneren dat ik na mijn laatste bezoek aan een tempel op een berg wederom gezworen had dat ik nooit meer trappen bergen op of af zou lopen. Halverwege de 'Giant Staircase', 900 treden, wist ik weer precies waarom. En dat was pas op mijn eerste dag. Als je vanuit Katoomba naar het national park loopt kom je bij een rostwand en heb je een prachtig uitzicht over een vallei. Het wandelpad ligt ergens halverwege die rotswand, vandaar de trappen. De grootste attractie hier zijn de Three Sisters, drie rotspunten. Je kan daar een wandelingetje omheen maken van ongeveer vier uur en er zijn vrij veel mensen die dat doen. Ik wilde bijna gaan voorstellen dat iedereen zijn handen op de schouder zou leggen van degene die voor hem of haar liep en dat we dan confettie zouden gaan gooien en 's nachts na tweeen zouden gaan zingen. Daarom had ik besloten om voor dag 2 een wandeling te nemen die iets verder van de Three Sisters begon. En het was inderdaad lekker rustig maar dat kwam misschien ook wel omdat het pas 9 uur was. Het wandelgidsje duidde deze route aan als hard. Van mij hadden ze best wel een krachtterm voor het woord hard mogen zetten, eventueel fatsoenlijkheidshalve afgezwakt tot bloody hard of goddamn hard, want het was een vrij pittig parcourtje.
Toen ik net in Sydney was aangekomen stond er een berichtje in de krant dat de politie een telefoontje had gehad van een bushwalker die gevallen was en niet meer verder kon gaan. Ondanks uitgebrede zoektochten is deze man nooit meer gevonden. Mooi verhaal maar volgens mij heb je helemaal geen bereik onderaan die rotsen. Mijn telefoontje ieder geval niet. Iets dat ik toch maar even snel gecheckt heb toen ik zelf bijna naar beneden kukelde.
Volgens LP hebben de kolonisten er vijfentwintig jaar voor nodig gehad om een doorgang door de Blue Mountains te vinden. Ik moet zeggen dat de bewegwijzering inderdaad af en toe nogal te wensen overlaat. Gelukkig kwam ik na een tijdje Dave uit Melbourne tegen. Dave zag eruit als een ranger en ik dacht even dat hij mij een boete zou gaan geven omdat ik per ongeluk van het pad was afgeraakt. Maar nee, Dave was dezelfde route aan het lopen en hij stelde voor om samen verder te gaan. Ach, waarom niet het is toch maar irritant als iemand heel de tijd voor of achter je loopt. Het enige was dat Dave, ik schat ergens achter in de dertig, een iets hoger tempo aanhield. Binnen tien minuten zat Qtje stuk. Ik zei tegen Dave dat het misschien beter was als we ieder ons eigen tempo aanhielden. Na een blik op mij geworpen te hebben verdween Dave uit het zicht. Ik zou nu zelf weer het gif moeten uitzuigen als ik gebeten zou worden, maar aan de andere kant misschien was Dave wel een bijlmoordenaar en dan is het maar beter om niet samen met hem op dit verlaten bergpad te lopen. Misschien was hij me nu wel verderop aan het opwachten. Ieder geval hoefde ik me nu Dave mij voor was gegaan geen zorgen meer te maken over eventuele over het pad gespannen spinnewebben.
Het doel van deze route was de Ruined Castle Rock alwaar prachtige vergezichten zijn te bewonderen. Na twee uur lopen waarin ik zeker een keer per ongeluk van het pad afraakte maar het pad ook weer bij toeval terugvond, kwam ik een bordje tegen waarop stond dat de Ruined Castle nog vier uur lopen was en dat de weg terug vanaf dit punt twee uur was. Hmm, ik was al redelijk kapot. Een avondje doorzakken met een aantal vreemden is toch niet zo'n goede vorrbereiding op een dag bushwalken. Bovendien, ik hoefde niemand wat te bewijzen. De enige die ik verteld had dat ik naar de Ruined Castle ging was Dave dus ik kon altijd vertellen dat dit de route was die ik altijd al gepland had, mocht iemand er naar vragen. Ik besloot dus maar aan de klim omhoog te beginnen. Wat een pleuris eind. Ik zat er nu toch wel doorheen. Het feit dat ik halverwege werd ingehaald door een jogger was ook niet echt goed voor het moraal. Maar goed, mensen die dit pad gaan hardlopen zijn niet helemaal wijs. Later kwam ik nog een groepje Engelsen tegen die aan het afdalen waren. Ik kon hun gekwebbel in de diepte langzaam horen overgaan in geklaag. Dat was meer zoals het hoort. Iets eerder dan gepland was ik weer terug in Katoomba. gelukkig had de trein vertraging wegens een ongeluk zodat ik toch nog laat in Sydney aankwam.
Geen spijt van mijn uitstapje. het was erg mooi daar. Helaas geen Ruined Castle. Misschien staat Dave mij daar nu nog steeds achter een boom met een bijl in de aanslag op te wachten. Maar goed, ook voor bijlmoordenaars geldt waarschijnlijk dat de voorpret vaak het leukst is.
MELBOURNE
Er heerst een kleine rivaliteit tussen Sydney en Melbourne. Net als tussen Rotterdam en Amsterdam waarbij de ene stad bekend staat als een werkstad en de andere als een beetje pretentiueze bedoening. Maar goed, eerst zien, dan oordelen. Even voor kerst kwam ik in Melbourne aan. Het eerste wat opvalt als je van Sydney komt is dat Melbourne een stuk rustiger is dan Sydney. Je zou haast paard en wagen verwachten in de straten. En die rijden hier ook, weliswaar om toeristen rond te rijden maar toch.
Tweede kerstdag kwam het nieuws dat Sydney in de fik stond. Tenminste de omgeving van Sydney. Is wel raar om de Sydney harbour vol met rook te zien op TV. het zal ook wel raar geweest zijn om de Sydney Harbour in het echt vol met rook te zien maar ik zat ondertussen 12 uur rijden verderop. Voor vertrek had ik nog lopen vertellen dat 12 uur in een bus me niets deed omdat ik in India en Thailand regelmatig zulke ritten heb gemaakt. Maar je kan zo vaak als je wilt zeggen dat het je niets doet, 12 uur in een bus is niet relax.
Na aankomst eerst maar een rondje door de stad gelopen. Melbourne heeft een vrij groot winkelcentrum. Anders dan Sydney zijn hier wel veel terrasjes wat het geheel op zich wel een gezellige sfeer geeft. Helaas trof ik ook in deze stad weer een groepje Inca's aan die op een straathoek met panfluit en trommel Nescafe-deuntjes aan het spelen waren. Ik beloof dat als ik ooit nog in Zuid-Amerika kom ik in elke stad op straat Andre Hazes en Koos Alberts zal zingen. Dat zal ze leren.
Een weekje na mij kwamen Harold en Annette uit Sydney over om oud en nieuw te vieren. Harold en Annette waren op reis naaar Warburton, een plaatsje midden in de woestijn van Western Australia alwaar zij gaan werken in een roadhouse. Het leek hun wel een goed idee als ik met hun meeging. Op zich een sympathiek aanbod maar het is toch niet helemaal wat ik in de planning had. Het leek mij een beter idee om gewoon weer een stickerplakbaantje te zoeken en en mijn vergelijkende onderzoek naar vrijdagmiddagborrels voort te zetten. Het vooruitzicht om zes weken midden in de woestijn te zitten op een plek waarvan de Lonely Planet zegt dat je daar beter niet tussen november en maart kan gaan reizen van wege de extreme hitte is toch niet heel aantrekkelijk. Bovendien is Warburton een dry community zodat er niet al te veel vrijdagmiddagborrels zullen worden gehouden.
Twee weken voor vertrek had ik mijn CV'tje al naar een aantal bureautjes en bedrijven gestuurd dus ik kon elk moment een telefoontje verwachten. Tussen Kerst en Oud en Nieuw gebeurt er toch nooit veel dus het was nog even wachten. Dat ik begin januari nog steeds te horen kreeg dat de markt erg stil was was op zich nog geen reden voor zorgen. Er waren belangrijker dingen aan de hand zolas bijvoorbeeld de Australian Open. Live gezien hoe Oremans in ronde 1 koeken kreeg.
De tweede week van januari begon mijn bankrekening toch een beetje pijn te doen en moesten de buitenschoolse activiteiten enigszins teruggeschroefd woreden. Gelukkig had het hostel Foxtel dus kon ik me terugtrekken in de TV lounge.
De TV lounge werd bewoond door een select groepje werkeloze beackpackers die flink hun best deden te ontkennen dat ze heel de dag in de TV lounge zaten. Maar omdat niemand geld had voor iets anders zat er weinig anders op dan heel de dag een beetje filmpjes kijken. Het was op zich wel een teken dat op het laatst mensen in plaats van in de gids te kijken aan mij vroegen wat er op TV was. Dat maakte mijn statement dat ik niet heel de dag in de TV lounge zat iets minder geloofwaardig.
Maar iedeen zat in hetzelfde schuitje. Als je niet voor 8 dollar per uur in de horeca wilt werken of op commissiebasis deur aan deur rommel wilt verkopen is er geen werk in Melbourne. Het feit dat je met je working holiday visum je maar drie maanden voor dezelfde werkgever mag werken maakt dat er niemand is die je wilt aannemen.
Nadat ik een nieuw diepte punt in mijn werkloze bestaan had bereikt met een vier uur durend potje monopoly besloot ik toch maar voor een sales positie te solliciteren. Het meisje dat mij interviewde had een dermate hoge willen=kunnen houding dat ik me moest in houden om niet heel hard tjakaa te roepen. Toch maar niet.
In het hostel begonnen ondertussen meer mensen het F-woord te gebruiken. Fruitplukken. En sommigen besloten daadwerkelijk om de geruchten te negeren, hun trots in te slikken en de TV lounge te verruilen voor de boomgaarden buiten Melbourne. Niet lang daarna ontving ik de eerste SMS'jes van het front terwijl ik nog maar weer een herhaling van Gladiator aan het kijken was. De geruchten die de ronde deden waren waar, zoniet een slap aftreksel van het zware fruitplukleven. En een weekje later kwamen de eersten alweer terug. Hologig van al de ellende die ze doorstaan hadden. Vroeg opstaan, spinnen, slangen en fruit, heel veel fruit.
Natuurlijk had ik in het hostel verteld dat ik vrienden heb die in de woestijn werken. Bij gebrek aan eigen stoerheid kan ik tenminste stoerheid ontlenen aan het feit dat ik stoere mensen ken. Maar met de dagelijks verslechterende financiele situatie begon werken op een plek waar je je geld niet meteen kan uitgeven opeens helemaal niet zo'n gek plan te lijken. En op een zekere dag vroeg Simon, een kerel uit London en reeds meer dan drie maanden in het hostel, mij om het nummer dat Harold mij voor vertrek had toegestopt. Het bleek dat ze in het roadhouse alleen maar mensen per twee aannamen. En na enige aandrang besloot ik toen ook maar te bellen en de verveling en herhalingen van Galdiator achter me te laten samen met de hoop een normale baan.
The Great Ocean Road
Nu was het zaak om in Alice Springs te komen waar we opgepikt zullen worden om naar het roadhouse te gaan. Gelukkig had Joanne, een andere longtermer, het voor elkaar gekregen dat zij voor het autoverhuurbedrijf waarvoor zij de auto's waste een auto terug kon rijden naar Adelaide. Konden Simon en ik mooi meeliften. En samen met Andy was het relocation team compleet. Onze zorgen of er wel vier backpacks in de auto pasten bleken enigszins overdrven toen Joanne in een zespersoons campervan kwam voorrijden. Zag er goed uit. Jo en Andy vonden het niet erg om te rijden en Simon en ik vonden het niet erg om op de bankjes achterin te liggen. We hadden drie dagen de tijd om de van naar Adelaide rijden en de benzine hoefden we niet te betalen. We belsoten om de Great Ocean Road te nemen, de weg langs de ruige kust van Victoria met de Twelve Apostles, een aantal rotsen, als hoogte punt. Op de eerste dag hoefden we maar een noodstopje te maken en kon Simon mooi het belang van autogordels demonstreren toen hij half slapend met zijn reet van het bankje gleed en vervolgens doorschoof om tussen de bestuurderstoelen te eindigen. Gelukkig mankeerde hij niets behalve een schram op zijn arm net boven de schram die hij 's morgens had opgelopen toen hij liet zien waarom je beter niet in een rijdende van kunt gaan staan.
Behalve de Twelve Apostles voerde de rit ook nog langs het Blue Lake van Mt. Gambier, erg blauw, en Larry the Lobster. Bij gebrek aan enig cultureel erfgoed hebben ze in Australie her en der hele grote objecten neergezet. Larry the Lobster is een hele grote kreeft.
Halverwege de rit kreeg ik een telefoontje uit Melbourne dat ik aan de slag kon in een kantoorbaantje. een bericht dat mijn busgenoten nogal grappig vonden maar waar ik zelf een beetje verdrietig van werd. De volgende dag vond Andy het wel een goed plan om met de van over het strand te rijden. De van kwam natuurlijk meteen vast te staan maar gelukkig waren er genoeg behulpzame Ozzies in four wheel drives die stonden te springen om deze beetje domme toeristen uit het zand te trekken.
In Adelaide aangekomen namen we afscheid van Jo en Andy die doorgingen naar Perth. In Adelaide wachten Simon en ik op onze verbinding met Alcie Springs. Adelaide is best wel een saaie stad. Zeker als je geen centen hebt. Maar omdat dit onze laatste dagen in de beschaving zijn kunnen we er maar beter van genieten. Binnenkort zitten we in de woestijn en wie weet wat ons daar te wachten staat.
WARBURTON
Omdat Simon al een ticket gekocht had moest hij Adelaide een paar dagen eerder dan ik verlaten. We zouden elkaar weer in Alice Springs ontmoeten. Zelf had ik een treinkaartje gekocht. Een dag voor zijn vertrek kreeg ik een telefoontje van onze baas in Warburton dat er wat probleempjes waren met het vervoer en dat we zodra we in Alice zouden aankomen moesten bellen.
Enigszins verontrustend maar het was nu toch te kort dag om iets anders te doen dan maar gewoon naar Alice af te reizen. Voor vertrek had ik mijn rugzak wat lichter gemaakt door wat kantoorkleren bij het Leger des Heils af te gooien. Die had ik voorlopig toch niet meer nodig. Daarna kon ik op naar het station om aan de 19 uur durende tocht naar Alice te beginnen.
In de trein kwam ik naast een Zweedse backpacker te zitten. Die kerel had net zijn middelbare school afgemaakt en was nu een paar maandjes door Oz aan het reizen. Na de verplichte Waar kom je vandaan?, Hoe lang ben je hier al? en Waar ga je naar toe? werd al snel duidelijk dat we elkaar niets te melden hadden. En toen ik naast ons twee lege stoelen zag verkaste ik daar iets gretiger dan subtielheidshalve vereist naar toe.
Als je negentien uur in een trein zit heb je redelijk wat tijd om na te denken. En als je in je eentje een beetje naar buiten zit te staren doe je er vrij weinig aan om dat te stoppen. Een lichte melancholie overviel mij. En zelfs de twee feel good movies die we voorgeschoteld kregen veranderden daar niets aan. Maar toen ik de volgende ochtend in Alice de airconditioned coupe voor het zinderende perron verruild had kon ik nog maar een ding denken: mijn god wat is het hier heet.
Eerst Simon maar eens uit zijn bed gebeld om te vragen naar welk hostel ik moest. Na aankomst in het hostel enigszins bezorgd naar Warburton gebeld om te vragen wat het nieuws was. Het bleek inderdaad dat de bus die ons zou oppikken niet reed. Maar er was alternatief vervoer geregeld, we konden met het vliegtuig. Opgelucht dat alles geregeld was konden we nog even relaxen voordat we naar de woestijn zouden afreizen.
Alice staat onder backpackers bekend als een beetje een shithole maar ik vond het wel een relax stadje wat misshien meer iets over mijzelf zegt maar goed.
In Alice het ik mijn eerste redback gezien. Redbacks zijn giftige spinnetjes die lelijk kunnen bijten. Deze redback was ongeveer 1cm groot met een smerig glimmend zwart lijf en met de, zelfs voor een kleurenschele duidelijk zichtbare rode streep op zijn rug. Klein pleuris spinnetje, zat daar een beetje smerig te zijn onder een verkeersbord. Toch maar met een klein boogje omheen gelopen.
De avond voor vertrek voelde ik me niet echt gemakkelijk. Ik voelde me eigenlijk best klote en niet alleen omdat we de avond voor de avond voor vertrek nog even los waren gegaan. Het duurde even voordat ik het kon plaatsen maar het waren zenuwen. Ik voelde me weer precies zo als voor mijn rijexamen. Alle vier de keren. Maar ook een slapeloze nacht gaat voorbij en voordat ik het wist was het half zes en konden we ons opmaken om bij de poort te wachten op onze lift naar het vliegveld.
Op het vliegveld sond een eenmotorig zeepkistje met 12 stoelen gereed. En daar gingen we. Eerst vlogen we over een paar bergen en daarna was het een grote vlakte. Aan allebei de kanten van het vliegtuig zo ver als je kon zien. Het zag er droog uit maar niet onbegroeid. Voordat we in Warburton aankwamen maakte het vliegtuig twee stops op twee ongeasfalteerde airstrips bij nederzettingen van een paar huisjes. Onderweg nog een praatje gemaakt met een medepassagier, Hans. Hans was al 50 jaar in Australie maar sprak nog een beetje Nederlands. Hans ging zes maanden werken in een weerstation in een van de nederzettingen. Zes maanden dat is best een lange tijd. Ja, zei Hans die dit al een aantal keren gedaan had, en sommigen kunnen het niet aan en draaien door. Fijn.
Maar het was alweer tijd om verder te gaan. Luchtverkeersleiding betekent hier dat er een auto blijft wachten totdat het vliegtuig opgestegen is. Kan er ieder geval iemand de niet bestaande brandweer bellen als er tijdens het opstijgen iets mis zou gaan. Na een vlucht van drie en halfuur kwamen we in Warburton aan. Vanuit de lucht zag het er gelukkig wat groter uit dan de voorgaande gehuchtjes en het vliegveldje had ook wat meer substance met een loods.
We werden opgehaald door Cindy, een van de twee managers van het roadhouse, in een autootje met een afgezaagd dak. Twee toeristen onderweg naar Perth waren hiermee over de kop geslagen en moesten de auto bij het roadhouse achterlaten. Later bleek dat deze auto er niet veel slechter aan toe was dan de gemiddelde auto in Warburton.
Het roadhouse ligt net buiten de community en daar aangekomen stonden Annette en Harold ons al op te wachten. En ze zagen er goed uit. En dat was goed. Ik bedoel het was goed dat ze er goed uitzagen maar het betekende ook dat ze vijf weken in het roadhouse op het eerste gezicht zonder fysieke schade overleefd hadden.
Eerst ons huisje geinspecteerd, een stacaravanachtig onderkomen. Airco, TV, video en een eigen slaapkamer dat zag er op zich wel ok uit. Heel voorzichtig het bed en de kastjes geinspecteerd of er geen enge beesten zaten. Harold kwam ons fijn informeren dat de beesten waarvoor we moesten uitkijken de redbacks, de huntsman spinnen, duizendpoten, schorpioenen en slagen waren. De rest kon volgens hem geen kwaad. Dat werd dus fijn schoenen uitkloppen voordat je ze aantrekt. Harold en Annette vertelden ook nog dat zij een keer een zwaar giftige king brown slang in hun washok hadden gevonden en dat zij Kevin, de andere manager, er toen bijgehaald hebben die hem vervolgens met een geweer afgeschoten had. Dat was wel een beetje een sterk verhaal voor een eerste dag maar de bloedvlek op de vloer en de lege patroonhuls waren toch wel overtuigend.
Later zou Harold nog vrolijk een 10 centimeter grote schorpioen laten zien die hij net met een schop gesmackt had. Toen ik zei dat ik de rest van mijn tijd graag naast het kastje met tegengif zou slapen kreeg ik te horen dat er geen kastje met tegengif was. Ze hebben hier alleen maar remmers. Tegengif moet de dokter ter plekke komen maken omdat dat maar een houdbaarheid heeft van een paar dagen. Erg fijn allemaal.
De eerste avond namen Annette en Harold ons naar het culturele centrum waar Chris, een antropoloog, ons aan de hand van schilderijen van locals een en ander over Warburton vertelde.
In de jaren 30 verschenen hier de eerste missionarissen die vrolijke missionaris dingen deden zolas kinderen bij hun ouder vandaan halen en zo. In de jaren 50 kwamen de Britten hun nucleaire en chemische wapens testen en werden een aantal andere communities naar Warburton verhuisd hetgeen de nodige spanning opleverde. Ondertussen zijn een aantal groepen weer teruggekeerd naar hun eigen land en zijn de spanningen wat minder. Warburton heeft nu zo'n 500 inwoners en is de grootste community in de omgeving. Op de schilderijen waren auto's, hekken en huizen te zien, dingen die nieuw voor de locals waren. Het is moeilijk voor te stellen dat het nog maar 50 jaar geleden is dat deze mensen nog aan het jagen en verzamelen waren. De laatste families zijn pas in de jaren 70 naar Warburton overgebracht. De locals hebben het er zelf ook wel een beetje moeilijk meer. Met name het feit dat er voor de mannen geen functie meer is nu ze niet meer hoeven te jagen voor het eten en de uitkering het brood op de plank brengt, wil nog wel eens tot aggressie leiden. Speer en bijl worden nog regelmatig ter hand genomen. Persoonlijk ben ik een groot voorstander van een samenleving zonder duidelijke taak voor mannen. Dan wordt er ook niet zoveel van je verwacht. Maar dit terzijde.
Op de weg terug kregen we een lift van een mevrouw die in de workshop werkt. In de workshop worden schilderijen en ander voorwerpen gemaakt. een keer in de maand komt er iemand uit Alice deze spullen opkopen om ze later voor het vijfvoudige te verkopen. Ze vertelde dat ze een paar weken geleden een kerel een aantal traditionele speren aan de shop had verkocht. Een week later kwam hij terug om zijn speren weer op te halen. Hij had ze nodig. Toen hij ze niet meekreeg verdween hij om een paar dagen later terug te komen met een aantal nieuw gemaakte speren die hij nu niet meer nodig had. Gelukkig blijft het meeste geweld beperkt tot de eigen groep. Behalve als ze benzine hebben gesnoven want dan willen ze nogal eens doordraaien. Helaas is benzinesnuiven in deze alcoholvrije community een favoriete bezigheid.
De volgende dag konden we aantreden voor onze eerste dag werken. Eerst de magnohappen opwarmen voor de snackcounter wat ouderwets vakken vullen en dan gaat de deur open om de eerste klanten binnen te laten. Het feit dat Engels voor de locals ook een tweede taal is maakt de comunicatie af en toe wat moeizaam. Maar verder is het weinig ingewikkeld.
In plaats van in een keer alle spullen te kopen kopen de locals hier eerst een produkt, kijken dan hoeveel wisselgeld ze krijgen en kopen dan van het wisselgeld het volgende artikel. Een enigszins vreemde manier van inkopen doen die later lichtelijk op mijn zenuwen zou gaan werken. Overigens minder irritant dan de klanten die eerst hele tassen vol boodschappen laten afrekenen en er vervolgens achterkomen dat ze te weinig geld bij zich hebben.
Als de ochtenddrukte voorbij is is het tijd voor andere klussen zoals kamers schoonmaken en bedden opmaken en zo. Ik had al snel door dat ik goede vrienden zou worden met Mr. Muscle, de all purpose cleaner in handige spuitbus. Bij het schoonmaken moet je er ook voor zorgen dat alle redbacks verwijderd worden. Redbacks hebben de nare gewoonte om hun webbben in donkere hoekjes te hangen, achter deuren of onder bedden bijvoorbeeld.
Fijn, Qtje wil helemaal geen webben weghalen als hij een redback ziet. Gillen en wegrennen is meer mijn stijl. Maar omdat ik hier tussen de truckers toch enige stoerheid moet pretenderen moet ik mij tot kortstondig stilletjes hyperventileren beperken.
Bij de schoonmaak uitrusting zit ook een bus gif. Maar milieu bewust als ik ben hanteer ik liever de schoenzool. Als je op een redback gaat staan dan maakt dat het geluid alsof je op een rijpe bes gaat staan. Geen onverdeeld genoegen. Gelukkig loopt het redback seizoen ten einde. Om mijn gemoedsrust te sparen heb ik nog niet gevraagd welk seizoen dan gaat beginnen.
De Gibson Desert is een beetje een kinderwoestijn. De afgelopen drie jaar heeft het hier redelijk geregend en in plaats van de eindeloze stofvlaktes die ik verwacht had is het hier uitbundig begroeid met groen gras. Op zich is het hier redelijk warm en er zijn dagen dat het knetterheet is en je de hitte op je ogen kan voelen alsof je in een fohn zit te koekeloeren. Maar voor de rest is het goed uit te houden. Af en toe is het op regenachtige dagen zelfs frisjes.
Na een week vertrokken Harold en Annette naar Perth en stonden Simon en ik er alleen voor. Het nieuwe begon langzaamerhand al weer een beetje te verdwijnen. We waren ook al een stuk minder paranoide wat de enige beesten betreft. Iets dat we ongetwijfeld nog een keer zouden gaan bekopen met een beet hier of daar. Ik had Annette en Harold nog gevraagd wat zij zoal deden op hun vrije dagen. Het antwoord dat zijn geen vrije dagen hadden kwam enigszins als een schok. Zes weken werken met af en toe een ochtend of middag vrij. Nu is er hier niet zoveel dat je kan doen op een vrije dag maar ik hecht toch zeer aan niet werken. Je hoeft hier niet hard te werken en het volledig stessvrij maar een zevendaagse werkweek herinnert mij er toch weer sterk aan hoeveel ik niet van werken hou. En het besef dat ik de rest van mijn leven wel zal moeten werken om aan geld te komen vervult mij met intens verdriet. Maar goed, ik denk niet dat ik daar in Warburton veel aan kan veranderen.
Er is een Warburton een duidelijke scheiding tussen de blackfellas, de aboriginals en de whitefellas, de anderen. Alle faciliteiten in de community, inclusief het roadhouse, zijn in eigendom van de community. Maar omdat de management en organisatorische vaardigheden enigszins ontbreken worden deze allemaal door whitefellas gerunt. En aldus is er een kleine expat gemeenschap van leraren en anderszins in Warbo. Het woord expat is niet eens overdreven want dit is Aboriginal land en zelfs als je een Australisch paspoort hebt kun je hier niet zomaar overal gaan en staan.
De eerste paar weken hadden we vrij weinig contact met de locals. Het roadhouse ligt net buiten de community en is daarom een beetje geisoleerd van de rest. Meestal kwamen we uit werk, aten we een hapje en gooiden we er een videootje in. De vier TV kanalen die we hier kunnen ontvangen zijn bitterslecht dus daar heb je weinig aan. En daarna naar bed. Maar toen we alle videos die nog enigszins de moeite van het uit de hoes halen waard waren en veel meer die dat zeker niet waren gezien hadden was de tijd rijp om ons maar eens in de community te wagen. We hadden ondertussen begrepen dat bij de speergevechten de speer alleen maar in je benen wordt gegooid dus in dat geval zouden we slechts naar het roadhouse moeten terughinkelen. Bovendien beginnen ze als ze pissed off zijn al vrij snel met speren en bijlen te zwaaien maar wordt het pas menes als ze hun kleren beginnen uit te trekken. Mannen en vrouwen trouwens. Het lijkt mij al genoeg straf om een vrouw met tieten tot haar knieen zonder kleren te zien maar als ze dan ook nog met bijvoorbeeld een stalen pijp op je af komt wordt toch wel een erg onplezierige aangelegenheid.
Maar goed, vasthoudend aan de gedachte dat het geweld zich meestal tot de eigen groep beperkt gingen we er toch maar op uit. We zagen lichten branden bij de Oval, het sportveld, dus daar gingen we eerst heen. Aldaar waren een aantal groepjes kids Australian Football aan het spelen. Eerst maar eventjes een praatje gemaakt met Steve, de jeugdwerker, die zei dat we gewoon mee konden doen en dus zochten we maar een groepje kids uit om een balletje te trappen. Australian Football is een soort rugby waarbij je een bal tussen een aantal palen moet zien te krijgen. Het was een beetje onduidelijk wie in welk team zat. Maar dat maakte niet zoveel uit. Ik was allang blij dat ik de bal niet in gezicht of kruis gekregen had. De volgende dag fijn met spierpijn naar het werk.
Ondertussen was Tom in het roadhouse aanbeland. Tom werkt voor een mijnbouwonderneming die hier de omgeving aan het onderzoeken is. Tom had een auto wat het wat makkelijker maakte om op en neer naar de community te rijden. Nu konden we in het weekend ten minste nog even een duik in het zwembad nemen.
Het zwembad was niet vol met gillende kindjes waar ik een beetje bang voor was. Er waren wel een paar gillende kindjes maar die lieten ons redelijk met rust.
Af en toe stroomt het roadhouse vol met gillende kindjes. Kevin en Cindy zijn, hoe zal ik het zeggen, vrij forse types en soms als het gegil te erg wordt schreeuwen zij boven het kabaal uit dat iereen stil moet zijn of moet oprotten. En dat werkt. Nu ben ik zelf geen gillend kindje maar zo'n uitbarsting is genoeg om mij de rest van de dag te laten fluisteren.
Een avond nam Steve ons mee naar een uitkijkpunt een half uurtje rijden over een karrespoor. Op het uitkijkpunt kon je weer goed zien hoe uitgestrekt het landschap hier is. Warbo is omgeven door heuvels dus daar vandaan heb geen onbelemmerd uitzicht op de woestijn maar hier kon je duidelijk zien dat welke richting je ook op zou rennen het heel lang zou duren voordat je wat tegen zou komen.
Na het eten konden we ons weer bij Steve melden want hij had ons uitgenodigd om met een klein groepje expats te gaan kamperen in de bush. We moesten Steve volgen in de auto op zoek naar het groepje dat ons vooruit was gegaan. Zij zouden ergens bij een olievat langs de weg naar rechts afslaan. Het was ondertussen al donker en het enige wat wij konden zien waren de achterlichten van Steve's auto in een grote stofwolk. Het was op zich best cool om zo door de woestijn te crossen en zowaar vonden we de anderen nog ook.
Die zaten al gezellig rond een vuurtje op een open plek. Het werk een avondje van slap ouwehoeren en sterke verhalen over de community. Qtje leerde nog dat je in Outback Australie rond het kampvuur geen wolvengrappen moet maken want het duurde niet lang voor we in de verte dingo's konden horen huilen. En daarna dichtbij. Maar daarna gelukkig weer in de verte.
Toen het tijd was om te gaan slapen kroop iedereen in zijn swag, een soort verstevide slaapzak. En dat was dat. Pats onder de sterrenhemel. Best veel sterren hierzo. Ik had een sterrenkaart bij me maar veel verder dan het Zuiderkruis kwamen we niet. De volgende dag werden we om half zes alweer door de zon uit onze swag gebrand en konden we weer terug naar het roadhouse waar we weer konden aantreden voor een dag werken. De gemeenschap moet immers voorzien worden van de dagelijkse dosis pie en coke. Een pie is een hartig taartje met daarin een vleesachtige substantie. Pie is vrij populair in heel Australie maar het lijkt of sommige locals hier niets anders eten.
We begonnen onze clientele al redelijk te kennen. We hadden Shaft, een hele grote vrouw met een hele grote afro. Bob the builder, een vrouw met een stem die je mijlen ver kon horen. The Rude Family, een familie die altijd chagerijnig was. Maar zij zeiden wel altijd please en thanks dus aan de vormvereisten van een beleefde conversatie werd wel voldaan. Ik denk dat Simon pissed off met ze was omdat toen hij een keer benzine aan het pompen was een van de kids, The Comedian, iets in het aboriginal zei en toen iedereen in de auto moest lachen en hij er van overtuigd is dat ze het over hem hadden. Onze favoriete klant was Missing Link, een klant met een vrij typisch uiterlijk. Onder andere een erg groot voorhoofd. Het is mij niet helemaal duidelijk of hij alleen maar geen Engels sprak of helemaal niet sprak. De eerste keer dat hij wat zei was toen ik benzine in zijn dieseltank wilde gooien. Volgens Simon was dat de doorbraak waar wetenschappers jarenlang opgewacht hadden.
Af en toe kwamen er mannen de shop in met witte strepen op hun arm geverfd. Kevin zei dat we die strepen moesten negeren want deze verf wordt geacht onzichtbaar te zijn voor whitefellas. Als hij niets gezegd had was het me misschien niet eens opgevallen maar nu was ik heel de tijd mijn hoofd aan het breken hoe ik subtiel iets ter sprake kon brengen wat ik geacht werd niet te kunnen zien.
Een ander puntje waren de bordjes buiten het roadhouse waarop staat dat het verboden is om foto's te nemen. Volgens Simaon met zijn Crocodile Dundee kennis was dat omdat de locals geloven dat ze hun ziel verliezen als je een foto neemt. Ik had ergens gehoord dat het probleem was dat als je een foto neemt van iemand je die persoon nog steeds kan zien als die overleden is. Maar volgens Kevin hangen die bordjes daar omdat de locals het niet echt op prijs stellen als toeristen langskomen en ze ongevraagd op de plaat zetten. Fair enough denk ik dan. Toen we later een potje pool gingen splen in het jeugdcentrum bleek dat de muren daar vol hingen met foto's. En Gary, een kerel die hier is om de huizen op te knappen vertelde dat als hij voor een rapport een foto van een huis moet maken hij altijd moeite heeft om een foto te nemen zonder mensen erop.
Een groter mysterie was waar de 20-30 leeftijdsgroep, waar ik ondanks tegenstrijdige berichten nog steeds toe behoor, 's avonds uithangt. Niet in het jeugcentrum dat gevuld is met gillende kindjes. Waar dan wel in deze kroegloze community? Waren zij ergens in de bush gemsokkelde biertjes aan het drinken? Waren zij ergens door het lint aan het gaan na het beruchte benzine snuiven? Of misschien erger nog, zaten zij getrouwd met vijf kinderen thuis voor de buis? Feit was dat wij ze alleen maar in de shop tegenkwamen. En dat was op zich jammer want ik had wel eens van iemand die in een plaats als Warburton is opgegroeid willen horen hoe dat nu is. Het moet toch wel apart zijn om 900 km. van de dichtsbijzijnde stad te wonen. Helaas bleven de conversaties beperkt tot kruidenierspraat. De enige Aboriginal woordjes die ik heb opgepikt zijn 'Kuma', vlees en 'Tomara', tomaat. Niet echt voldoende voor een goed gesprek over het leven an sich en exitentie in een aboriginal community in het bijzonder.
Het taaltje dat men hier spreekt zou trouwens niet misstaan in een nieuwe episode van StarWars. En niet alleen omdat ze pruimtabak hier 'Chewbakka' noemen.
Anthony, een kerel die op het communitykantoor werkt, kwam op een dag vertellen dat hij eindelijk zijn geweer had ontvangen. Het schijnt een redelijke martelgang te zijn om al je vergunningen hier rond te krijgen maar hij had al het papierwerk achter de rug. En dus konden we een middagje gaan knallen.
Samen met Derrick die al wat meer knalervaring had gingen we naar een zandafgraving voor wat serieus schietwerk. Jawel, een zandafgraving in de woestijn. Schijnbaar wordt dat zand gebruikt om stenen te maken om huizen mee te bouwen. Maar dit terzijde.
Anthony had een fotootje van Osama op een stuk karton geplakt. Die konden we later mooi met een paar gaten in zijn baard naar Ome Bush sturen en 50 miljoen opstrijken. Je moet trouwens wel even de slag te pakken krijgen om het vizier recht voor je oog te krijgen. Maar later schoten we als volleerde snipers. Iets waar een aantal niets vermoedende meloenen over kunnen meepraten. Deze meloenen zijn volgens Derrick wel eetbaar in de zin dat je ze in je mond kan stoppen, op kan kauwen en doorslikken. Maar daarna wordt je wel ziek en/of ga je dood.
Schieten is een ontzettend mannelijke bezigheid. Helaas konden we de ultieme mannelijkheidstest, iets doden en dan opeten, niet meemaken omdat in de tijd dat wij in Warbo waren niemand ging jagen.
Men schiet hier zo'n beetje op alles wat beweegt maar kamelen, beter dromedarissen, zijn de ultieme trofee. Ieder geval de grootste. Als een kameel geschoten is kost het zo'n 3 a 4 uur met de kettingzaag om hem klein te krijgen. Maar goed, dat was niet voor ons weggelegd. Wij moesten het doen met een halve meloen boven de haard.
De volgende dag kon ik maar weer eens de plees schoonmaken. Cindy had op de een of andere manier het idee gekregen dat ik niet zo gelukkig was in de shop dus kreeg ik de meeste kamers en andere klussen. Misschien was het mijn statement dat klanten in principe vervelend zijn. Of je nu belastingadvies geeft in Rotterdam of hamburgers verkoopt in de woestijn. Klanten willen altijd wat van je hebben. Dat ze daar voor betalen is volgens mij nauwelijks als goed maken te beschouwen.
Anyway, op een gegeven moment voelde ik wat in mijn nek kriebelen. Langzaam draaide ik me om om in de spiegel te kijken wat mij nu weer zou gaan bijten. Het duurde even voordat ik door had wat er aan de hand was. Daarna werd ik vervuld met een vreemde combi van trots en afschuw. Ik had een matje of mullet zoals ze deze in Australie nog immer populaire haardracht noemen. Nu was ik een echte Ozzie. Business at the front, party at the back. De kapper was met stip in de top vijf van mijn to-do-als ik weer in de bewoonde wereld ben-lijstje terecht gekomen.
Waar ik inderdaad niet zo vrolijk van werd waren de auto's waarmee de locals kwamen voorrijden. De meeste auto's waren redelijk brak en ik was altijd een beetje bang dat er een zou ontploffen als ik aan het tanken was. Een aantal auto's moesten de motor laten draaien omdat ze anders aangeduwd moesten worden. Een familie kwam altijd aangereden in een auto met een jerrycan benzine op de voorstoel met een tuinslang rechtstreeks naar de motor. Goed, ze gaan met deze auto's door de woestijn crossen maar je kan mij niet vertellen dat je daarmee alle ramen in een auto kan verliezen of je motorkap. Een betere verklaring voor deze schade is dat auto's een geliefd object vormen om aggressie op te koelen. Beter op auto's dan op mensen denk ik dan.
Uiteindelijk begon voor mij de laatste week. Simon had uit financiele overwegingen besloten om nog twee weken langer te blijven. Hij begon nu een beetje aan zijn beslissing te twijfelen. Mijn ter plekke geschreven 'Qtje gaat terug naar Alice en Simon blijft hier'-liedje kon hem ook al niet opvrolijken.
De zevendaagse werkweek begon ook van hem zijn tol te eisen. Op zich is het leven in een dry community best goed uit te houden. Er zijn natuurlijk wel momenten dat je een biertje kan gebruiken. Voornamelijk de momenten dat je wakker bent. Maar zes en een halve week werken met alleen goede vrijdag vrij, een erg goede vrijdag kan je wel stellen, is een redelijke killer.
Maar goed, nu was voor mij de tijd gekomen om afscheid te nemen van Mr. Muscle en dag te zeggen tegen de emu's die Cindy en Kevin in hun tuin hadden lopen. In al die tijd dat ik hier was heb ik nooit een echt goede relatie met deze domme en lelijke vogels kunnen opbouwen. Voornamelijk omdat telkens als ik ze moest voeren ik bang was dat ze mijn hoofd eraf zouden bijten.
Op de airstrip stond deze keer een achtzits vliegtuigje gereed. Het bleek dat ik het eerste deel van de vlucht de enige passagier was hetgeen mij een ontzettend Kuifje in Afrika gevoel gaf. Nu moest ik wel heel de tijd de piloot in de gaten houden dat hij niet halverwege met de enige parachute het vliegtuig uit sprong.
Terug in Alice moest ik me weer in het hostelleven storten maar op zich ging dat wel, praten met mensen en zo.
Ik moest weer terug naar Adelaide vanwaar mijn vlucht uit Australie vertrekt. De gedachte alleen al aan de 19 uur durende treinreis maakte mij al depressief dus ik belsoot een tweedaagse trip te boeken.
Hier nam ik een beetje een risico want een toer is nogal afhankelijk van je medereizigers en je chauffeur. Simon vertelde het horrorverhaal dat hij in een bus terecht kwam waar iedereen ter introductie zijn naam moest zingen. Als dat in mijn bus zou gebeuren dan zou ik de 1500 km liever teruglopen. Maar gelukkig geen bullshit in mijn bus. Het was trouwens niet echt een bus. Meer een soort jeepachtig vehikel. Redelijk confi.
's avonds kwamen we aan in Coober Pedy. Coober Pedy is een mijndorpje waar men naar opaal graaft. Het is een van de bizarste plekken die ik tot nu toe gezien heb. Omdat het hier zo heet is hebben de mensen hun huizen in de rotsen uitgegraven en 75% van de populatie woont ondergronds.
Voor het eten kregen we nog een rondleiding in het plaatselijke museumpje. Toe we bij de vitrine kwamen met de explosieven die ze hier gebruiken, vroeg de gids of iemand van ons wel eens een bom had gemaakt. Mijn opmerking dat ik wel eens een schoenbom had gemaakt maar dat die niet zo goed werkte vond ik zelf wel grappig.
De volgende dag veel te vroeg mijn bed uit om de rest van de tocht af te maken. De trip voerde nog langs Woomera, een van de beruchte plekken in Australie waar ze mensen in kampen concentreren om ze daarna te deporteren. Een reeds eerder in de geschiedenis beproefd concept.
En toen kwamen we uiteindelijk in Adelaide aan waar ik op de valreep van mijn verblijf in Australie nog even in het beste hostel terecht kwam. Ze hebben hier een playstation. Het koste me enige moeite om de laatste dingetjes te regelen voor mijn terugreis. Jawel, de terugreis. De wereld is rond dus als je maar lang genoeg doorgaat begint vroeg of laat de terugreis. Mijn terugreis begint op Tahiti. Geen slecht begin dacht ik zo.
|
|